U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Poging doodslag, voorwaardelijk opzet.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS

Parketnummer: 13/684538-16

Datum uitspraak: 24 februari 2017

Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,

ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [woonadres] , [woonplaats] ,

gedetineerd in het Huis van Bewaring [detentieadres] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 februari 2017.

1.2.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. Lobregt, en van wat verdachte en haar raadsman, mr. B.C. Swier, naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat

zij op of omstreeks 30 oktober 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade (haar levensgezel) [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, naar voornoemde [slachtoffer] is toegegaan waarna zij, verdachte voornoemde [slachtoffer] eenmaal of meermalen met een of meer mes(sen), in elk geval (een) scherpe en/of puntige voorwerp(en), in/tegen/op de borstkas en/of borststreek en/of het gezicht en/of het hoofd en/of rug en/of schouder en/of de lever en/of arm(en), in elk geval in het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gesneden en/of geprikt en/of gestoken;

(Artikel 289/287/304/302/45 Wetboek van Strafrecht )

3 Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 Waardering van het bewijs

4.1

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Naar haar mening heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag.

4.2

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich - aan de hand van de door hem overgelegde en aan het dossier toegevoegde pleitnotities - ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat - kort en zakelijk weergegeven - niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Niet kan worden vastgesteld met hoeveel kracht op het slachtoffer is ingestoken. Ook is niet gebleken hoe diep zijn wonden zijn. Op basis van het onderhavige dossier kan dus niet worden geconcludeerd dat verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever door haar handelen zou komen te overlijden.

4.3

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt als volgt.

Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte met een mes van aanzienlijke grootte (zie de foto van het mes, p. 114) meermalen het slachtoffer heeft gestoken, waarbij zij hem op diverse plaatsen in de romp en op het hoofd heeft geraakt (zie de letselverklaring, p. 151-153). Uit de aangifte en de verschillende plaatsen waarop het slachtoffer door het mes is verwond is af te leiden dat verdachte wild op het slachtoffer heeft ingestoken. Op de foto van het slachtoffer op p. 004van het dossier is vlak onder het borstbeen een behoorlijke, openstaande, steekwond te zien. Verdachte heeft verklaard zich niets van de toedracht te kunnen herinneren. Op de opname van het 112 gesprek (zie p. 63 en verder) dat kennelijk ongeveer gelijktijdig met of kort na het steekincident heeft plaatsgevonden is te horen dat verdachte onsamenhangend praat en dat het lijkt alsof zij onder invloed is. Aangever heeft volgens deze opname bij herhaling geroepen dat verdachte het mes moest loslaten, waarop verdachte (tot slot) zegt “ik ga je steken weer”.

Door diverse malen ongecontroleerd met een mes van aanzienlijke grootte op het slachtoffer in te steken, waarbij het slachtoffer ook vlak onder het borstbeen flink is geraakt, was er een aanmerkelijke kans dat het mes vitale organen zou raken en dat aangever daardoor zou komen te overlijden. De rechtbank leidt uit de gedragingen van verdachte af dat verdachte op dat moment ook bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou kunnen komen te overlijden. Aldus kan ten minste voorwaardelijk opzet op de dood worden aangenomen.

Met de officier van justitie en de raadsman, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte met voorbedachten raad heeft gehandeld. Uit het dossier blijkt immers niet op welk moment het kwade voornemen bij verdachte is ontstaan, laat staan dat is vast te stellen of verdachte de gelegenheid heeft gehad om dit voornemen te overdenken. Ten aanzien van de ten laste gelegde poging tot moord wordt verdachte vrijgesproken.

Verdachte heeft zich dan ook schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag.

4.4

Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:

op 30 oktober 2016 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk haar levensgezel [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet, naar voornoemde [slachtoffer] is toegegaan waarna zij, verdachte voornoemde [slachtoffer] meermalen met een mes in het lichaam heeft gestoken.

5 Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6 De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7 De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8 Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 (drie) jaren en de bijzondere voorwaarden zoals die in het kader van de eerdere veroordeling van verdachte zijn opgelegd.

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van haar (toenmalige) partner. Zij heeft ongecontroleerd meerdere malen met een groot mes in het lichaam van het slachtoffer gestoken. Voor het slachtoffer is dit erg beangstigend en pijnlijk geweest. Hij heeft ook verklaard het gevoel te hebben gehad dat hij bijna dood was geweest. Door aldus te handelen heeft verdachte op brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte had voorafgaand aan het plegen van dit feit alcohol gedronken, waardoor zij volgens het slachtoffer erg agressief kan worden. Het betreft een zeer ernstig feit.

Uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 13 januari 2017 blijkt dat verdachte op 3 juni 2015 is veroordeeld voor een poging tot zware mishandeling van dezelfde levenspartner. Verdachte liep in een proeftijd van de voorwaardelijke straf die haar toen is opgelegd. De rechtbank houdt daarmee in strafverhogende zin rekening.

Gelet op het voorgaande is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur in beginsel dan ook passend.

De rechtbank houdt bij de strafoplegging echter ook rekening met de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte. Uit rapporten van 15 december 2016 van J. van der Meer , psychiater, en van 20 december 2016 van E. Stam , psycholoog, blijkt dat bij verdachte sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis en daarnaast van een ziekelijke stoornis in de vorm van misbruik van alcohol en opioïdenafhankelijkheid. Verdachte bevond zich in een langdurige gewelddadige destructieve relatie met het latere slachtoffer waarbij vele ruzies en mishandelingen over en weer hebben plaatsgevonden. De rechtbank onderkent dat de borderline persoonlijkheidsstoornis en de daarmee samenhangende beperkte copingvaardigheden van verdachte het voor haar moeilijk maken om met moeilijke situaties om te gaan en uit een destructieve relatie te stappen. De rechtbank ziet in de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte aanleiding de straf te matigen. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat het slachtoffer te kennen heeft gegeven dat hij aangifte heeft gedaan om te bevorderen dat verdachte hulp krijgt, niet omdat hij wil dat verdachte gestraft wordt.

De rechtbank acht het belangrijk dat verdachte hulp krijgt om te voorkomen dat zij zich in de toekomst opnieuw aan een dergelijk feit schuldig maakt. Als extra waarborg om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst weer aan een geweldsdelict, al dan niet in huiselijke sfeer, schuldig te maken, en om ervoor te zorgen dat verdachte meewerkt met de hulpverlening zal aan verdachte daarom tevens een deels voorwaardelijke straf worden opgelegd. De rechtbank vindt met de officier van justitie een proeftijd van 3 jaar noodzakelijk omdat bij verdachte sprake is van ernstige problematiek, zodat contact met en toezicht door de reclassering gedurende langere tijd noodzakelijk wordt geacht.

De rechtbank verbindt aan de voorwaardelijke straf tevens een contactverbod met het slachtoffer. Dit contactverbod houdt ook in dat als hij contact zoekt met verdachte, verdachte dit contact uit de weg moet gaan en direct moet beëindigen.

Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 3 november 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/684599-14, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 3 juni 2015 van de meervoudige kamer te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.

De officier van justitie heeft gevorderd de proeftijd met één jaar te verlengen.

Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. In beginsel is dan de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling passend en geboden. De rechtbank ziet echter, net als de officier van justitie, aanleiding de proeftijd met één jaar te verlengen.

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht .

10 Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

Poging tot doodslag

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.

Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Beveelt dat een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.

Stelt daarbij een proeftijd van drie jaren vast.

Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde

zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

zich zal houden aan de aanwijzingen die haar door of namens Inforsa Reclassering zullen worden gegeven;

zich na oproep zal melden bij Inforsa Reclassering op het volgende adres: [adres inforsa] . Hierna moet de veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;

zich laat behandelen bij het ACT team van Inforsa, of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen en regels die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;

zal deelnemen aan een Vers- training, waarbij veroordeelde zicht dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende de training door of namens de instelling/behandelaar aan veroordeelde zullen worden gegeven;

gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;

zich zal houden aan de opdrachten van de reclasseringsorganisatie, ook als dat inhoudt dat de veroordeelde zal meewerken aan schuldhulpverlening en/of begeleid wonen.

Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Verlengt de bij voormeld vonnis in de zaak met parketnummer 13/684599-14, bepaalde proeftijd met 1 (één) jaar.

Dit vonnis is gewezen door

mr. S.P. Pompe, voorzitter,

mrs. W.H. van Benthem en C.C.M. Oude Hengel, rechters,

in tegenwoordigheid van L.M. Nieuwenhuijs, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 februari 2017.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature