Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Nihilstelling partneralimentatie toegewezen, schuldsanering.

Uitspraak



beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rekestnummer: C/13/614165/FA RK 16-5826 (JK/SM)

Beschikking van 19 april 2017 inzake wijziging partneralimentatie

in de zaak van:

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekende partij,

hierna te noemen de man,

advocaat mr. E. Tuzkapan te Amsterdam,

tegen

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,

verwerende partij,

hierna te noemen de vrouw,

advocaat mr. R. de Falco te Amsterdam.

1 De procedure

1.1.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingekomen stukken, waaronder;

- het op 24 augustus 2016 binnengekomen verzoekschrift tot wijziging van de partneralimentatie;

- het F9-formulier van 20 september 2016 van de zijde van de man;

- het verweerschrift van de zijde van de vrouw binnengekomen op 26 oktober 2016.

1.2.

De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 17 maart 2017.

Gehoord zijn: partijen en hun advocaten.

2 De feiten

2.1.

Partijen zijn gehuwd op [datum] 1986. Hun huwelijk is op 2 december 2013 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 30 oktober 2013 in de registers van de burgerlijke stand.

2.2.

Partijen zijn bij convenant van 26 september 2013 overeengekomen dat de man met ingang van 1 oktober 2013 tot aan 31 december 2013 een bijdrage van € 200,-- per maand aan de vrouw zal betalen als bijdrage in haar levensonderhoud. Tevens zijn partijen overeengekomen dat de man vanaf 1 januari 2014 een onderhoudsbijdrage aan de vrouw zal voldoen van € 250,-- per maand. Voorts zijn partijen overeengekomen dat de wettelijke indexering van deze bijdrage voor de eerste keer plaatsvindt op 1 januari 2015. Thans bedraagt de door de man te betalen partneralimentatie € 260,64 per maand.

2.3.

Op [datum] 2016 is de Wettelijke Schuldsanering Natuurlijke Personen (hierna: WSNP) ten aanzien van de man uitgesproken.

3 De verzoeken en verweren

3.1.

De man verzoekt de rechtbank om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;

I. De beschikking van 30 oktober 2013 te wijzigen op grond van gewijzigde omstandigheden in die zin dat de partneralimentatie die verzoeker thans aan verweerster verschuldigd is, op nihil wordt gesteld met ingang van de datum dat de WW-uitkering van verzoeker werd beëindigd en hij genoodzaakt werd een bijstandsuitkering aan te vragen, meer subsidiair met ingang van de datum van indiening van dit verzoekschrift, met dien verstande dat reeds geinde bedragen niet terugbetaald hoeven te worden, althans een bijdrage vast te stellen die

overeenstemming is met de wettelijke maatstaven;

II. De inmiddels ontstane alimentatieachterstand op nihil te stellen, op grond van de

omstandigheid dat de partneralimentatie van het begin af aan niet in overeenstemming was met de terzake geldende wettelijke maatstaven.

3.2.

De vrouw voert verweer tegen de verzoeken van de man en verzoekt de rechtbank deze verzoeken af te wijzen.

3.3.

Op de stellingen van partijen zal de rechtbank hierna verder ingaan.

4 De beoordeling

4.1.

Ontvankelijkheid

4.1.1.

Ingevolge artikel 1:401 lid 1 jo lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een rechterlijke uitspraak of overeenkomst betreffende levensonderhoud worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen, dan wel kan een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud worden gewijzigd of ingetrokken, indien zij van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord doordat bij die uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Voorts kan een overeenkomst betreffende levensonderhoud, ingevolge artikel 1:401 lid 5 BW , ook worden gewijzigd of ingetrokken, indien zij is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven.

4.1.2.

De man stelt dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden. Hij merkt op dat het na de echtscheiding snel bergafwaarts met hem is gegaan en hij na het einde van zijn WW-uitkering genoodzaakt was op 29 juli 2016 een uitkering op grond van de Participatie Wet (hierna: PW) aan te vragen. Voorts heeft hij tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat de rechtbank op 18 oktober 2016 zijn verzoek tot wettelijke schuldsanering heeft toegewezen.

Tevens stelt de man dat de eerder door partijen overeengekomen partneralimentatie van het begin af aan niet in overeenstemming was met de terzake geldende wettelijke maatstaven.

4.1.3.

De vrouw stelt dat de man de ontvankelijkheid van zijn verzoek niet voldoende heeft onderbouwd. Het grootste deel van de schulden van de man bestond reeds tijdens het huwelijk van partijen en daarnaast is in de totale schuld een achterstand in de betalingen van de partneralimentatie verwerkt, dit kan volgens de vrouw niet worden gezien als een wijziging van omstandigheden.

4.1.4.

De rechtbank is van oordeel dat het door de man gestelde te beschouwen is als een omstandigheid in de zin van artikel 1: 401 lid 1 BW . Er kan echter naar het oordeel van de rechtbank niet worden geconcludeerd dat er bij het sluiten van de overeenkomst ten aanzien van de partneralimentatie sprake is geweest van een grove miskenning van de wettelijke maatstaven. Daarvoor is onvoldoende gesteld. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de man opgenomen onder punt 3.1 onder II afwijzen en beoordelen of en zo ja, in hoeverre de onderhoudsbijdrage door de door de man gestelde wijziging van omstandigheden is opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen.

4.2.

De behoefte

Tussen partijen is niet in geschil dat de vrouw behoefte heeft aan een bijdrage in haar levensonderhoud.

4.3.

De draagkracht

4.3.1.

De man stelt dat hij reeds geruime tijd onvoldoende draagkracht heeft om de eerder overeengekomen partneralimentatie te betalen. Uit de door de man overgelegde aanvraag voor de wettelijke schuldsanering hierna: WSNP) blijkt dat hij op dat moment een totale schuldenlast had van € 42.439,--. Hij is werkloos geweest en heeft, na beëindiging van zijn WW-uitkering, op 29 juli 2016 een uitkering op grond van de Participatiewet aangevraagd, welke uitkering op 1 augustus 2016 is toegekend. Bij vonnis van 18 oktober 2016 is de man toegelaten tot de WSNP.

4.3.2.

De vrouw erkent dat de partneralimentatie normaliter tijdens de periode dat de WSNP van toepassing is op nihil wordt gesteld, maar stelt dat de man in dit geval de toepassing van de WSNP heeft uitgelokt om onder zijn schulden uit te komen. In dit geval dient er volgens de vrouw dan ook te worden afgeweken van de regel dat de WSNP leidt tot nihilstelling van de partneralimentatie. De man heeft volgens de vrouw geen enkele moeite gedaan om uit de WSNP te blijven. Volgens de vrouw kan de man inkomen uit arbeid genereren. Voorts stelt de vrouw dat de man inkomsten heeft uit zwart werk en hij een rekening heeft in Italië waar vermoedelijk geld op staat.

4.3.3.

Vast staat dat de man bij vonnis van 18 oktober 2016 is toegelaten tot de wettelijke schuldsanering in het kader van de WSNP. Aangezien de man gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling slechts kan beschikken over het op de voet van artikel 295 lid 2 van de Faillissementswet door de rechter-commissaris vastgestelde vrij te laten bedrag en dit bedrag, gelet op het daarbij van toepassing verklaarde artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, onder bijstandsniveau is gelegen, moet worden aangenomen dat de man niet over draagkracht beschikt om een onderhoudsbijdrage te betalen.

Hierbij wordt opgemerkt dat in het onderhavige geval van de man niet wordt verwacht dat hij de rechter-commissaris alsnog verzoekt bij de vaststelling van het vrij te laten bedrag rekening te houden met de onderhoudsverplichting aangezien het een onderhoudsverplichting ten behoeve van de ex-partner betreft en niet ten behoeve van minderjarige kinderen.

4.3.4.

Voorts wordt overwogen dat de door de man betwiste stellingen van de vrouw aangaande zwarte inkomsten van de man, de rekening van de man in Italië en het uitlokken van de man van de toepassing van de WSNP om zodoende onder zijn schulden uit te komen, bij gebrek aan een (deugdelijke) onderbouwing, worden gepasseerd.

4.4.

Ingangsdatum

4.4.1.

De man heeft primair verzocht de bijdrage met ingang van de datum dat zijn WW-uitkering werd beëindigd en hij genoodzaakt werd een bijstandsuitkering aan te vragen, meer subsidiair met ingang van de datum van indiening van dit verzoekschrift, op nihil te stellen, met dien verstande dat de reeds geinde bedragen niet terugbetaald hoeven te worden.

4.4.2.

De vrouw heeft verweer gevoerd tegen voornoemd verzoek van de man en stelt dat het op de weg van de man had gelegen onmiddellijk een verzoek tot nihilstelling in te dienen op het moment dat zijn WW-uitkering werd beëindigd. Het feit dat de man dit heeft nagelaten kan dan ook niet op de vrouw worden afgewenteld. De vrouw stelt dat zij een terugbetalingsverplichting niet heeft kunnen voorzien en een dergelijke verplichting haar in ernstige financiële problemen zal brengen, nu zij de betaalde partneralimentatie reeds heeft verbruikt. De vrouw stelt daarbij dat de rechtbank behoedzaam moet zijn bij het met terugwerkende kracht vaststellen van gewijzigde alimentatiebedragen.

4.4.3.

De rechtbank acht het redelijk de door de man te betalen partneralimentatie vanaf

1 augustus 2016 op nihil te stellen, nu vast staat dat de man vanaf die datum een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet. Ook acht de rechtbank het redelijk dat van de vrouw niet gevergd kan worden dat zij hetgeen de man mogelijk na datum van wijziging heeft betaald of op hem is verhaald, zal terugbetalen aangezien de bijdragen als de onderhavige plegen te worden verteerd in de maand waarin ze zijn uitgekeerd.

4.4.4.

Dit leidt tot de volgende beslissing.

5 De beslissing

De rechtbank:

wijzigt het op 26 september 2013 door partijen getekende convenant in zoverre:

- stelt de door de man te betalen uitkering tot levensonderhoud van de vrouw met ingang van 1 augustus 2016 op nihil, met dien verstande dat voor zover sedert 1 augustus 2016 tot nu toe méér is betaald en/of op de man is verhaald de rechtbank de bijdrage voor die periode vaststelt op hetgeen door de man is betaald en/of op hem is verhaald;

- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

- wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. J. Kloosterhuis, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. S.A. Marchal, griffier, op 19 april 2017.

Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).Het beroep moet worden ingesteld:- door de verzoeker en degene aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;- door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature